Typesetting
Wegbereiders. Roma en Sinti in Nederland en Tsjechië over het profijt van onderwijs, 1950-2020
October 2023
Toen ik een goed decennium geleden lid was van een onderzoekscommissie van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europe (ovse) die schooldirecteurs in Tsjechië interviewde over de inspanningen (en vooral het gebrek eraan) die onderwijsinstellingen leverden om systematische etnische segregatie in het onderwijs weg te werken, hoorde ik vooral stemmen die het systeem van de ‘speciale scholen’ en ‘aparte klassen’ voor Roma verdedigden. Wat de geïnterviewden niet wisten was dat de jonge Tsjechische tolk die tijdens dit commissiebezoek alles in vlekkeloos Engels vertaalde zelf in een Romagezin was opgegroeid en als kind naar zo’n speciale school was gestuurd. Maar ze was dankzij de financiële tussenkomst van een internationale stichting naar een internationale school overgeplaatst, waar ze in een klas terechtkwam tussen kinderen van diplomaten, journalisten en zakenlui. Daar werd ze niet vastgepind op haar afkomst, ze floreerde, en alvast qua talenkennis overtrof ze nu ruim de capaciteiten van ongeveer elke Tsjechische schooldirecteur.
Anita van der Hulst schreef een boeiend proefschrift over de (te weinig) veranderende positie van Roma (en andere groepen die vaak onder die noemer vallen, zoals Sinti, Manoejsen of Kalderasj) in het onderwijs in Nederland en Tsjechië over de afgelopen 70 jaar en publiceerde het onderzoek in de vorm van een lijvig boek. Hoewel dit op het eerste gezicht een vrij afgebakend thema is, en het onderzoek ook niet meer dan twee landen in het vizier neemt, heeft Van der Hulst ervoor gekozen om dit onderwerp in de volle breedte te behandelen. Dat is ergens een begrijpelijke keuze. Wie het over de tot op vandaag voortdurende segregatie van Roma in het onderwijs wil hebben, raakt automatisch een rist grotere problemen aan waarmee Roma geconfronteerd worden: een verleden van vervolging (en dus zowel individueel als collectief trauma), de geschiedenis van het falende communistische minderhedenbeleid in Centraal- en Oost-Europa, de spectaculaire werkloosheid na de omwenteling, residentiële segregatie, extreme armoede, en — de belangrijkste factor in het verhaal — aanhoudende discriminatie en racisme, vaak gebaseerd op stereotiepe veronderstellingen over Romacultuur en -identiteit (in de vakliteratuur worden soms ook de termen Romaphobia of ‘antiziganisme’ gebruikt). Er is ondertussen een grote Engelstalige academische literatuur over elk van deze thema’s en het is de verdienste van Van der Hulst dat ze naar een enorme hoeveelheid bronnen verwijst en veel ervan samenvattend bijeenbrengt in een Nederlandstalig boek. Ze heeft die vele Engelstalige verwijzingen ook aangevuld met aardig wat niet-Engelstalige bronnen (voornamelijk in het Tsjechisch en Nederlands). Op die basis bouwt ze haar eigen casestudies. Het boek is grotendeels chronologisch geordend. Doorheen de hoofdstukken wordt een brede historische context gegeven, in enkele hoofdstukken in de tweede helft worden verschillende thema’s in de onderwijsproblematiek in Tsjechië en Nederland naderbij bekeken: het onderwijsaanbod, het effect van stimulerende ouders, en de rol van het onderwijzend personeel.
Die brede aanpak is tegelijk de belangrijkste zwakke plek van dit boek, want door de veelheid aan informatie en referenties raakt de kern van het onderzoek soms zoek. Het grote verhaal is interessant, maar soms lijkt het boek te zijn voortgesproten uit een poging tot inventaris van alles wat over Roma in academisch onderzoek is verschenen, en het nadeel aan zo’n inventarisatie is dat het weinig nieuws toevoegt aan het bestaande onderzoek. Dat veel Roma zowel in het oosten als het westen van Europa (dus ook in de Lage Landen) het slachtoffer zijn van een lange geschiedenis van uitsluiting die ook vandaag nog verder duurt is elders al ruim gedocumenteerd. Het is ook niet nieuw om te stellen dat de status in de marge van samenleving van veel (maar niet alle) Roma ook erg verweven is geraakt met verhalen over de etnische en culturele identiteit van deze groep: vele Roma die wel opklimmen op de sociale ladder worden vaak niet ‘herkend’ als Roma, tenzij ze zichzelf kenbaar maken als Roma-activist.
Het materiaal waarmee Van der Hulst wel iets toevoegt aan het vakgebied van de Romani Studies zit voornamelijk in de biografische dieptegesprekken die ze met 51 respondenten heeft gevoerd, een diverse groep van ‘gewone’ Roma die via ‘beredeneerde selectie’ werden gevonden en breedvoerig over hun ervaringen in het onderwijs vertellen. De bedoeling is een beeld te krijgen van die ervaringen vanuit de doelgroep zelf, middels oral history. Tegelijk is dit geen zuiver oral history-onderzoek. Het boek geeft de interviews niet in hun volledigheid weer en het materiaal wordt niet gebruikt om een bepaalde deelgeschiedenis te reconstrueren. Maar in de fragmenten die wel zijn opgenomen valt heel wat interessants over dagelijkse ervaringen van Roma in het onderwijs te lezen. Wat vooral opvalt is hoe verschillend die ervaringen kunnen zijn, zelfs al gaat het om leden van dezelfde etnische en culturele groep. Zo ontstaat een staalkaart aan verhalen die steeds weer aantonen hoe onderwijssituatie en sociaal-economische context diep met elkaar verweven zijn, en hoe de uitkomst van die mix samenhangt met psychologische processen binnen het gezin of de gemeenschap. Ook de reactie op mistoestanden verschilt. Sommige respondenten reageren met woede en actie, bij anderen zien we defaitisme en een neiging om zich juist te verschuilen in armoede en segregatie. Wat overkoepelend duidelijk wordt is dat de aanhoudende segregatie van Roma in het onderwijs in elk geval niet het gevolg is van het gebrek aan leerpotentieel bij Romaleerlingen.
Fascinerend is het ook te lezen wat het allemaal kan betekenen om Roma te zijn, welke verschillende — vaak door instituties bepaalde — levenslopen er kunnen voortvloeien uit het behoren tot die groep. Dit gaat over verhalen van erg grote (en vaak gedwongen) mobiliteit — een van de respondenten vertelt hoe hij uit het Joegoslavië van de jaren zestig via Italië ten slotte in Nederland terechtkwam — tot levenservaringen die gekenmerkt worden door een absolute afwezigheid van enige kans op mobiliteit, inclusief sociale mobiliteit. De verdienste van dit boek is dus dat het een veelheid aan ervaringen in verschillende beleidscontexten zichtbaar maakt.
Het boek laat de lezer wel achter met enkele onbeantwoorde vragen. Sommige daarvan hebben te maken met de opzet van het onderzoek. Waarom precies Nederland en Tsjechië vergelijken? Wat valt er te leren uit de vergelijking van deze twee vrij verschillende landen met erg disparate geschiedenissen, ook in de context van het onderwijs? In Tsjechië gaat het voornamelijk om een arme bevolkingsgroep die vaak als gevolg van decennia communistische economie in een bepaalde arbeidersklasse is terechtgekomen en nadien, na 1989, vooral te kampen heeft gehad met de materiële gevolgen van die economische deprivatie: werkloosheid en woonsegregatie, en dus segregatie in het onderwijs. In Nederland, daarentegen, gaat het vaker over vragen rond de onaangepastheid van specifieke onderwijskaders aan de algemene leefsituatie van woonwagenbewoners. Dat het in deze twee landen over ‘Roma’ gaat betekent niet dat de ervaringen, problemen en oplossingen in het onderwijs dus zomaar vergelijkbaar zijn.
Ook het weinig uitgewerkte theoretische kader laat ruimte voor vragen. Het is prachtig dat Van der Hulst de verhalen van Roma laat weerklinken, maar het is jammer dat ze weinig plaatsmaakt voor een gedegen lezing van theorieën in onderwijswetenschappen of de vigerende kennis over bredere onderwijsgeschiedenis, en dus voor de vraag in hoeverre een onderwijsstelsel gelijke kansen kan creëren. Er ontstaat in dit boek geen volledig beeld van wat er in de systemen zelf allemaal misloopt. Om dat te achterhalen zou een toekomstige onderzoeker zich kunnen focussen op de bestaande denkbeelden over sociaal-economische, cognitief-mentale en cultureel-etnische diversiteit binnen het systeem, op de visies van degenen die het onderwijs organiseren of erin actief zijn. Het onvermogen van veel scholen om inclusief te zijn zou dan kunnen worden geplaatst tegenover de positieve uitzonderingen: scholen die er wel in slagen de manco’s in het onderwijssysteem min of meer te omzeilen en een hardnekkig segregerende onderwijscultuur weten te overstijgen.
Ook blijft het boek wat op de vlakte over hoe de uitsluiting van Romaleerlingen en -studenten verschilt van die waar andere minderheidsgroepen moeten tegen optornen, in zowel het Nederlandse als Tsjechische onderwijssysteem. Op dat gebied zijn er wellicht ook intrigerende verschillen tussen Nederland en Tsjechië te vinden, maar ze worden niet geëxpliciteerd in dit boek. Je vraagt je als lezer bijvoorbeeld af hoe het Nederlandse en Tsjechische onderwijsbeleid met betrekking tot Roma, vluchtelingen en woonwagenbewoners zich verhoudt tot het beleid inzake leerlingen die uit een andere migratiecontext komen. Met andere woorden, Van der Hulst blijkt ons via de studie van de situatie van Romaleerlingen in Tsjechië en Nederland niet zo veel kunnen te zeggen over de vraag of een van deze twee landen beter scoort op vlak van het organiseren van inclusie en het accommoderen van van socio-culturele diversiteit.
Dit neemt niet weg dat dit boek een belangrijk thema voor het voetlicht brengt en grondig documenteert. Wat er vandaag schort aan de behandeling van Roma in het onderwijs heeft een lange voorgeschiedenis. Dit is niet echt een geschiedenisboek met uitgebreide historische bronnen, maar het is wel een mooi verkennend boek dat de hedendaagse urgentie van de blijvende segregatie en achterstelling uitlicht. Niet alleen academische lezers maar ook beleidsmakers én onderwijzend personeel, vooral als ze niet bekend zijn met de stem van de Roma, zullen hier iets aan hebben.
Copyright & License
© 2023 The author(s).
Author
Peter Vermeersch